Burgerschapsonderwijs is een belangrijk onderdeel van het curriculum van basisscholen. Het kan een meerwaarde hebben als scholen deze onderwijsopdracht gezamenlijk vormgeven met sociale en pedagogische professionals rond de school. Maar, interprofessioneel samenwerken vraagt het nodige van de betrokkenen. Zij denken en werken namelijk vanuit verschillende beroepskaders en raken daardoor soms ‘lost in translation’. Uit praktijkgericht onderzoek van het lectoraat Participatie & Stedelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht blijkt dat inzichten uit de theorie van ‘boundary crossing’ bij kunnen dragen aan het overbruggen van grenzen tussen verschillende disciplines en interprofessionele samenwerking aan burgerschapsvorming kunnen bevorderen. Deze theorie kan schoolleiders en bestuurders handvatten bieden om hun leerkrachten te ondersteunen in succesvolle samenwerking met partijen buiten de school op het gebied van burgerschapsonderwijs.
Veel basisscholen worstelen met de invulling van het verplichte burgerschapsonderwijs. Omdat zij niet altijd goed weten wat er wordt verwacht, blijkt de doelgerichtheid van lessen vaak beperkt (Onderwijsinspectie, 2020). De overheid scherpte de burgerschapsopdracht aan scholen daarom onlangs aan (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2021). Sociale en maatschappelijke vorming vindt echter niet alleen op school plaats. Ook op de sportclub, de opvang, thuis en op straat leren kinderen over democratie en samenleving. Welzijnswerkers en pedagogisch specialisten spelen daarbij een belangrijke rol. Als scholen hun burgerschapsonderwijs samen met deze professionals vormgeven, kunnen zij kennis en expertise delen om de complexe maatschappelijke vraagstukken van deze tijd samen te beantwoorden. Maar interprofessioneel samenwerken gaat niet altijd vanzelf, blijkt ook uit het tweejarige onderzoeksproject ‘Over de Grens!’, waarin onderzoekers van de Hogeschool Utrecht de samenwerking tussen leraren, schoolleiders, welzijnswerkers en pedagogisch medewerkers vier Amersfoortse wijken. Samen met deze professionals bekeken zij, wat die nodig hebben om beter samen te werken in hun gezamenlijke projecten rond burgerschapsvorming van kinderen in hun wijk.
Boundary crossing: grenzen bieden kansen
Binnen dit onderzoek stonden inzichten uit de ‘boundary crossing’-theorie (Akkerman & Bakker, 2011; Akkerman
& Bruining, 2016) centraal. Deze leertheorie gaat ervan uit dat de grenzen waar mensen soms tegenaan lopen in een interprofessionele samenwerking, ook kansen bieden. Deze grenzen, -de praktische, sociale of culturele verschillen tussen disciplines of domeinen, waardoor een samenwerking soms niet soepel loopt- bevatten namelijk ook ruimte om te leren. Dat ‘leerpotentieel’ komt vrij als grenzen niet worden vermeden, maar mensen zich juist inspannen om die te overbruggen (Bakker & Akkerman, 2016). De theorie van boundary crossing onderscheidt vier manieren, ofwel ‘leermechanismen’, waarop dit
leren plaatsvindt: via een proces van ‘identificatie’, van coördinatie, van ‘reflectie’, en van transformatie (Akkerman & Bakker, 2011, zie Figuur 1). In ‘Over de Grens! identificeerden de onderzoekers, met hulp van de professionals, de grenzen in hun samenwerkingen en keken zij welke leermechanismen al plaatsvonden of juist gestimuleerd zouden kunnen worden om te samenwerking te versterken. In dit onderzoek kwamen de onderzoekers allerlei grenzen én bijbehorende leermechanismen tegen, op basis waarvan ze met de betrokkenen verder konden werken.
Zo realiseerde een pedagogisch medewerker van een kinderopvangorganisatie zich tijdens één van de interviews in het kader van het onderzoek bijvoorbeeld, dat de aanpak van andere partijen in het pedagogisch wijkverband waar zij deel van uitmaakt, soms anders is dan in haar eigen praktijk ‘omdat het qua regelgeving binnen de kindervang soms anders werkt’. Hier identificeerden de onderzoekers en de professional een duidelijke grens (van verschillen in regelgeving) die het samenwerken bemoeilijkte. Dit inzicht leidde voor de betrokken medewerker tot het leermechanisme identificatie. Daarbij doen mensen, bij hun pogingen om grenzen te overbruggen, (nieuwe) inzichten op over hun hoe hun praktijken zich tot elkaar verhouden. Dit kan onder andere helpen om beter af te stemmen.
Ook het leermechanisme coördinatie, waarbij pogingen tot afstemming over de grenzen van samenwerkende disciplines centraal staat, was zichtbaar in ‘Over de Grens!’. Zo hadden een schoolleider, welzijnswerker en medewerker van de kinderopvang in een Integraal Kind Centrum (IKC) een gesprek met de onderzoekers over het gebrek aan afstemming over en inzicht in elkaars activiteiten.. Dit leidde tot het idee voor een gezamenlijke online activiteitenagenda. Deze moest inzichtelijk maken wie van de professionals in dit IKC op welk moment welke een activiteit met de kinderen organiseert. Zij kunnen die activiteiten nu beter op elkaar afstemmen. De agenda kan bovendien helpen om het gesprek over ervaringen en resultaten op gang te brengen, wat bijdraagt aan de pedagogische samenwerking. Dit soort processen van coördinatie, waarbij professionals proberen om verbinding te leggen met de andere praktijk in een interprofessionele samenwerking, gaat vaak gepaard met de inzet van (nieuwe) middelen of procedures. Wanneer professionals zich bewust zijn van de grenzen én van de manieren om die te overbruggen, komt zo’n proces makkelijker op gang.
Het derde leermechanisme bij boundary crossing, reflectie, kan ontstaan wanneer professionals proberen om zich in elkaars perspectieven te verplaatsen. Ook dit leermechanisme was zichtbaar tijdens het onderzoek. Zo gaf een welzijnswerker tijdens een interview aan, het jammer te vinden dat de leerkrachten in hun pedagogische samenwerkingsverband bijna nooit aansluiten bij themabijeenkomsten voor ouders.
Zij miste de onderwijsprofessionals tijdens deze gesprekken over vraagstukken als gezonde voeding of pesten, die zowel op school als thuis of op straat spelen. Tijdens het gesprek hierover met de onderzoekers realiseerde ze zich echter ook, dat ‘leerkrachten en schoolleiders in hun eigen werk natuurlijk vooral worden afgerekend op de cognitieve prestaties van de kinderen’. Zo ontstond begrip voor het feit dat zij niet altijd tijd vrij kunnen maken voor andere dingen. Zo’n reflectief inzicht dat ontstaat door de grens tussen disciplines kan opening bieden om te kijken wat, binnen de kaders van beide domeinen, wel mogelijk is.
Van het leermechanisme transformatie is tot slot sprake als de wederzijdse inspanning om grenzen te overbruggen in een interprofessionele samenwerking ertoe leidt dat de professionals nieuwe, gezamenlijke werkpraktijken (grenspraktijken) vormen, waarin ze gezamenlijk aan de slag gaan om nieuwe kennis of activiteiten te ontwikkelen. Het ontstaan van zo’n transformatieve praktijk was onder andere zichtbaar
in een Amersfoortse wijk waar het onderzoek zich toespitste op een nieuwe burgerschapsactiviteit in het pedagogische wijknetwerk rond drie scholen. In deze ‘kinderwijkraad’ gaat elk jaar een groepje leerlingen van de groepen 7 van de drie scholen na schooltijd aan de slag met een project voor alle kinderen in de wijk.
De eerste kinderwijkraad, met tien leerlingen die in hun eigen klas als afgevaardigde waren gekozen, ging met een begeleider en de gemeente aan de slag om een wijkspeeltuin opnieuw in te richten. De bedoeling was, dat hun klasgenoten onder schooltijd in de les zouden meedenken en meebeslissen. Zo moest het project bijdragen aan de democratische vaardigheden van alle kinderen in de groepen 7. Dit gebeurde echter nauwelijks. De onderzoekers ondervroegen de betrokken professionals uit beide domeinen en ontdekten dat de leerkrachten informatie misten om de kinderwijkraad een goede plek te geven in hun lessen. De begeleider op zijn beurt, miste juist betrokkenheid van de leerkrachten. Zowel de leerkrachten als de begeleider kwamen vervolgens met de suggestie om voor het volgende schooljaar in co-creatie een gezamenlijke lessenserie rond de kinderwijkraad te ontwerpen. Dit is een goed voorbeeld van een mogelijke transformatie tot een nieuwe ‘grenspraktijk’.
Om te zorgen dat grenzen worden overbrugd, zoals in de bovenstaande voorbeelden, probeerden de onderzoekers in het project Over de Grens! op verschillende manieren om leermechanismen in gang te zetten in de vier wijkpraktijken. Een eerste stap daarin, is het identificeren van bestaande (of potentiële) grenzen. In Amersfoort voerden de onderzoekers daarvoor met hulp van de betrokken professionals eerst in iedere wijk een grensanalyse (Bakker, Zitter, Beausaert & De Bruijn, 2016) uit: door vragen te stellen en met een ‘boundary crossing-bril’ naar de bestaande samenwerkingen te kijken, kregen de onderzoekers en professionals inzicht in de aanwezige grenzen. Door zichtbaar te maken waar en waarom de samenwerking niet soepel loopt, worden vaak al leermechanismen in gang gebracht, zoals ook in sommige voorbeelden hierboven beschreven.
De boundary crossing theorie biedt vervolgens allerlei aanknopingspunten om deze mechanismen nog verder aan te wakkeren, en zo de kansen die er in de grenzen liggen, te verzilveren. Voor de professionals die in Amersfoort meededen aan het onderzoek, ontwikkelden de onderzoekers als afsluiting van het project een serie workshops, op basis van de geïdentificeerde grenzen.
De professionals krijgen daarin naast een terugkoppeling van de bevindingen, concrete handvatten aangereikt waarmee zij in hun eigen praktijk verder kunnen werken aan het overbruggen van de grenzen die hun samenwerking soms belemmeren. In de workshops staan de rol van de professional als ‘grensganger’ en het inzetten van ‘grensobjecten’ en ‘gedeelde objecten’ centraal.
Grensgangers
Grensgangers zijn professionals die vanuit meerdere praktijken of disciplines aan een interprofessionele samenwerking deelnemen en daardoor een schakelrol kunnen spelen. In Amersfoort hebben de onderzoekers gekeken wie de (potentiële) ‘grensgangers’ in de vier onderzochte wijken zijn. Zoals de sociaal werker die zowel een aantal uur binnen een school als een deel van haar tijd in de wijk eromheen werkt. Zij kan inzichten uit beide omgevingen combineren en gebruiken om de samenwerking tussen professionals uit haar beide praktijken te verbeteren. Of de sociale professional die de eerdergenoemde kinderwijkraad begeleidt, maar ook democratische gastlessen geeft op de wijkscholen. Sommige grensgangers werden zich tijdens het onderzoek al bewuster van hun rol; een belangrijke eerste stap.
Grensgangers kunnen hun schakelrol in een interprofessionele samenwerking oppakken door hun positie, maar beschikken vaak ook over bepaalde ‘grensgangervaardigheden’ die hen daarbij helpen. Om een grensganger te zijn, is een nieuwsgierige, open blik nodig, net als het vermogen om zich snel kennis eigen te maken, of boven een operationeel proces uit te stijgen. In de workshops leren de deelnemers aan Over de Grens! hoe zij grensgangers kunnen herkennen en wat deze collega’s nodig hebben om hun schakelrol goed in kunnen vullen. Zoals ruimte en tijd, vertrouwen en de mogelijkheid om hun competenties te ontwikkelen rond interprofessionele samenwerking. Daarbij is een duidelijke rol is weggelegd voor de management-en bestuurslaag van de scholen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties.
Grensobjecten en het gezamenlijk ontwerpen van een ‘gedeeld object’
Ook de ‘grensobjecten’ die in bepaalde samenwerkingen in Amersfoort aanwezig bleken, bieden kansen om grenzen te overbruggen. Een grensobject is een proces, ding of middel dat voor beide betrokken praktijken een rol speelt in de samenwerking. Daarbij gebruiken ze het beide op hun eigen manier. Door van elkaar te zien hoe eenzelfde object op verschillende manieren gebruikt wordt, verkrijgen professionals meer inzicht in elkaars werkwijze en – kaders. Dat kan helpen om leermechanismen te stimuleren. Zo is een schoolplein, dat zowel door een school als een BSO wordt gebruikt, een grensobject dat beide praktijken meer kan leren over elkaars werkwijze.
Wanneer objecten in een interprofessionele samenwerking bewust op een meer gezamenlijke wijze worden ingezet, kan dit de samenwerking nog meer bevorderen. Zo werd in een van de onderzochte wijken in Over de Grens! het gebouw van een Integraal Kindcentrum zowel door school, opvang en welzijnswerk gebruikt, maar gebeurde dat vóór het onderzoek nog vooral apart: de leerkrachten waren er onder schooltijd voor de les, de opvang zat in een ander deel van het pand, en welzijnswerkers organiseerden er ná schooltijd activiteiten voor ouders en kinderen. Om de samenwerking tussen de verschillende professionals te stimuleren, zou het gebouw in dit voorbeeld ook ingezet kunnen worden voor gezamenlijke doelen, zoals de burgerschapsvorming van de kinderen die er komen.
In één van de kindcentra gebeurde dit al tijdens het onderzoek: de sociaal werkers gingen voortaan onder schooltijd in de klas les geven over sociale vaardigheden, in het kader van het burgerschapsonderwijs. Zo is het gebouw een gedeeld object geworden waar de leerkrachten en sociale professionals in onderlinge afstemming tegelijk en met hetzelfde doel gebruik van maken. Deze inzet kan de samenwerking bevorderen. Om dit soort ontwikkelingen mogelijk te maken, zijn ook afspraken op beleids-en organisatieniveau nodig.
Een verbindende context
Over de Grens! laat zien dat professionals uit het educatieve, pedagogische en sociale domein soms moeite hebben om samen te werken rond burgerschapsvorming en handelingsverlegen zijn; zij nemen bijvoorbeeld niet snel de stap om elkaar te bevragen of interacties aan te gaan die plaatsvinden buiten hun eigen domein. Belangrijke inzichten uit boundary crossing kunnen daarbij helpen, maar lijken nog niet vaak te worden gebruikt. Bestuurders en schoolleiders hebben een sleutelrol om interprofessioneel samenwerken met partijen buiten hun school mogelijk te maken, zodat typische domeinoverstijgende opdrachten zoals burgerschapsvorming goed kunnen worden ingevuld. Door samenwerking met sociale partners rond de school hoger op de beleidsagenda te plaatsen, en boundary crossing daarbij als tool in te zetten, valt veel winst te behalen. Scholen kunnen hun leraren bijvoorbeeld ruimte bieden om zich te professionaliseren op het gebied van boundary crossing, en stimuleren om meer samen te werken met professionals in de wijk: daar is immers veel expertise aanwezig is. ‘It takes a village to raise a child’; hoe meer samenhang er is tussen de opvoedingsstijlen in en om school, hoe beter dat is voor de ontwikkeling van kinderen. Daarnaast beklijven op school nieuwverworven kennis, vaardigheden en attitudes beter als die worden ondersteund door de verschillende domeinen waarin een kind opgroeit (Boonen & Van der Ven, 2022).
Met onderzoek en kennisdeling probeerden de onderzoekers van Over Grens! om in vier Amersfoortse wijken stappen te zetten rond de ontwikkeling van interprofessioneel samenwerken, samen met professionals uit de drie domeinen. In het vervolgproject ‘Bruggenbouwers & Grensverleggers’ werkt de Hogeschool Utrecht daarnaast sinds september met andere Amersfoortse en Utrechtse professionals uit
het sociaalpedagogisch en educatieve domein samen aan de innovatie van de (leraren)opleidingen. In een professioneel leernetwerk verbinden zij opgedane onderzoekskennis rond interprofessioneel samenwerken en theoretische inzichten van boundary crossing in het herontwerp van de opleidingspraktijken van toekomstige leerkrachten, pedagogische professionals en sociaal werkers. Zo kunnen deze professionals van de toekomst straks gemakkelijker de grenzen overbruggen in hun samenwerking aan, onder andere, de burgerschapsvorming van de kinderen met wie zij samen werken.
Referenties
Akkerman, S. F., & Bakker, A. (2011). Boundary crossing and boundary objects. Review of educational research, 81(2), 132-169.
Akkerman, S., & Bruining, T. (2016). Multilevel boundary crossing in a professional development school partnership. Journal of the Learning Sciences, 25(2), 240-284.
Bakker, A. Zitter, I., Beausaert, S., & De Bruijn, E. (2016).
Tussen opleiding en beroepspraktijk: Het potentieel van boundary crossing. Assen: Van Gorcum.
Boonen, A. J. H. & Van der Ven, M. (2022). Betrek de omgeving van de school bij burgerschapsonderwijs. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. https://www.socialevraagstukken.nl/betrek-de- omgeving-van-de-school-bij-burgerschapsonderwijs/
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2021, 1 juli). Wettelijke opdracht burgerschap. Geraadpleegd op 23 augustus 2022, van https://www.onderwijsinspectie. nl/onderwerpen/burgerschap/wettelijke-opdracht
Onderwijsinspectie (2020). Themaonderzoek burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Auteurs
Dr. Anton Boonen is lector (waarnemend) van het lectoraat Participatie & Stedelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht. Daarnaast is hij werkzaam als programmanager bij de regionale alliantie Utrecht Leert rond het thema Vernieuwend Opleiden van onderwijsprofessionals.
Marlijn Dingshoff, MSW is onderzoeker bij het lectoraat Participatie & Stedelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht
Edwin Nieman, MA is onderzoeker bij het lectoraat Participatie & Stedelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht. Daarnaast is hij werkzaam als docent en coach bij de bacheloropleiding Ecologische Pedagogiek en de Master Community Development.