Het Nederlandse onderwijssysteem is veelzijdig en georganiseerd op basis van leeftijd en opleidingsniveau. Het begint met het primair onderwijs, dat bestaat uit regulier basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs, toegankelijk voor alle kinderen vanaf vier jaar. Vanaf vijf jaar geldt in Nederland de leerplicht.
Na het primair onderwijs stroomt een kind door naar het voortgezet onderwijs, dat is opgedeeld in verschillende niveaus. Afhankelijk van het behaalde diploma in het voortgezet onderwijs, kan de vervolgopleiding bestaan uit middelbaar beroepsonderwijs (MBO) of hoger beroepsonderwijs (HBO).
Hoe werkt dit systeem precies? Wij leggen het voor je uit!
Hoewel het primair onderwijs nogal eens door elkaar gehaald wordt met het basisonderwijs, is het primair onderwijs een verzamelnaam voor het reguliere basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs.
In Nederland is het primair onderwijs:
Dit onderwijs duurt normaal gesproken 8 jaar (groep 1-8). Voor een overzicht van de basisschoolvakken, zie de website van de Rijksoverheid. Het speciaal (basis)onderwijs is er voor kinderen die meer hulp nodig hebben met leren. Basisscholen worden opgedeeld in openbare en bijzondere basisscholen. Deze scholen kunnen zowel gebaseerd zijn op levensbeschouwelijke overtuigingen als op onderwijskundige visies.
De reguliere basisschool is bedoeld voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar.
Als een kind de basisschool doorloopt zonder een klas te blijven zitten, is deze op 12- of 13-jarige leeftijd klaar met het basisonderwijs. De wettelijke bovengrens voor de leeftijd van een basisschoolleerling is 14 jaar.
Leerlingen krijgen in groep 1 t/m groep 8 les via een vast weekrooster van een of meerdere leraren.
Soms gaat leren net even wat moeilijker. Het speciaal basisonderwijs (SBO) is bedoeld voor leerlingen die het niet redden op de reguliere basisschool.
Dit type onderwijs is voor leerlingen met lichte problematiek waarvoor de reguliere basisschool geen ondersteuning kan geven. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen met opvoedings- en gedragsproblemen en kinderen die veel moeite hebben met leren.
Op een speciale basisschool is er meer tijd en aandacht voor de leerlingen want de groepen zijn kleiner en de klas is daardoor rustiger. Bovendien is er binnen de school meer expertise aanwezig. Er zijn speciaal geschoolde medewerkers, zoals een psycholoog, speltherapeut of logopedist.
Het speciaal basisonderwijs valt onder de Wet op het primair onderwijs, net als reguliere basisscholen en kinderen krijgen dan ook dezelfde lesstof aangeboden.
Sommige kinderen kunnen niet naar een gewone basisschool en ook niet naar het speciaal basisonderwijs, omdat ze specialistische ondersteuning, extra aandacht of zorg nodig hebben die het regulier onderwijs niet kan bieden. Voor deze leerlingen is er het speciaal onderwijs (so). Leerlingen in het speciaal onderwijs hebben bijvoorbeeld te maken visuele, auditieve, lichamelijke of verstandelijke beperkingen.
Het speciaal onderwijs is onderverdeeld in vier clusters, ingericht op de problematiek van de leerling:
Vier clusters
Het speciaal onderwijs is bedoeld voor kinderen vanaf 4 jaar. Uitzondering daarop zijn dove en slechthorende kinderen. Die mogen vanaf 3 jaar naar een cluster 2 school. Een leerling mag blijven tot het einde van het schooljaar waarin de leerling 14 jaar wordt.
De lesstof voor leerlingen in het speciaal onderwijs is anders is dan in het regulier onderwijs. Kinderen uit het speciaal onderwijs stromen dan ook meestal niet door naar het regulier voortgezet onderwijs, maar naar het voortgezet speciaal onderwijs.
Waar het niveau van het basisonderwijs in principe voor alle leerlingen gelijkgesteld is, worden leerlingen in het voortgezet onderwijs ingedeeld in verschillende niveaus.
Het voorgezet onderwijs bestaat uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro), het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).
Leerlingen krijgen in de onderbouw een brede scholing. In de bovenbouw kiezen ze een vakkenpakket.
Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is voortgezet onderwijs voor kinderen die het primair onderwijs afgerond hebben en die specialistische en intensieve begeleiding nodig hebben.
De meeste kinderen in het vso komen vanuit het speciaal onderwijs, maar ook kinderen uit het speciaal basisonderwijs of het regulier onderwijs kunnen soms terecht op het vso. Over het algemeen starten leerlingen als ze tussen de 12 en 14 jaar oud zijn.
Het voortgezet speciaal onderwijs is onderverdeeld in dezelfde vier clusters als het speciaal onderwijs en leidt op tot een vervolgopleiding, een baan of dagbesteding.
Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen van 12 t/m 18 jaar die moeite hebben met leren op de traditionele manier. Praktijkonderwijs bereidt leerlingen zo goed mogelijk voor op de maatschappij.
Leerlingen in het praktijkonderwijs volgen een eigen pakket aan theorie- en praktijkvakken. Welke vakken een leerling precies volgt, staat in zijn of haar eigen ontwikkelplan: het Individueel ontwikkelplan.
Leren, werken, redzaamheid, burgerschap en vrije tijd zijn daarbij belangrijke aspecten. Meestal duurt de opleiding 5 jaar.
Na het praktijkonderwijs gaat een groot deel van de leerlingen aan het werk. Een deel van de leerlingen stroomt door naar het mbo.
Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) bereidt leerlingen voor op het mbo en sommigen op de havo en biedt een breed aanbod van opleidingen op verschillende niveaus. Afhankelijk van vooropleiding, leeftijd, ervaring of interesse is er voor elke student een passende opleiding. Studenten kunnen vanaf 16 jaar terecht aan een regionaal opleidingscentrum (roc), agrarisch opleidingscentrum (aoc) of vakschool voor een opleiding op maat. Het vmbo duurt vier jaar en kent vier leerwegen.
Op het vmbo mag lesgegeven worden met een eerste- en tweedegraads bevoegdheid.
Havo staat voor hoger algemeen vormend onderwijs.
Leerlingen met een havodiploma kunnen doorstromen naar vwo.
In de bovenbouw kiezen havo-leerlingen een van de volgende vier profielen:
Met een tweedegraads bevoegdheid mag je als docent alleen lesgeven in de eerste drie klassen van de havo. Als je wilt lesgeven in de bovenbouw van de havo, heb je een eerstegraads bevoegdheid nodig.
Vwo staat voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Het vwo duurt 6 jaar. Met een vwo-diploma kan een kind doorstromen naar de universiteit of het hbo. Doorstromen naar het mbo kan ook, mits de leerling een overgangsbewijs heeft van 3 naar 4 vwo. Vwo-leerlingen doen examen in 8 vakken.
Aan het eind van het derde jaar kiezen alle vwo-leerlingen een van de volgende vier profielen:
Binnen het vwo wordt onderscheid gemaakt tussen het atheneum en het gymnasium. Het atheneum is de reguliere vwo-opleiding met 15 vakken in de onderbouw en 8 examenvakken. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en Grieks en/of Latijn in de bovenbouw. Op het diploma staat vermeld of een leerling gymnasium of atheneum heeft gevolgd.
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kent 4 niveaus:
Let op: alleen een mbo-diploma op niveau 4 biedt toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo). Zie ook de informatie op de website van de Rijksoverheid.
Het mbo-diploma heeft niveau 1-4 in het Nederlands kwalificatieraamwerk. Het hangt af van de duur en de inhoud van de opleiding.
Naast de beschreven niveaus en opleidingen, kunnen mbo-studenten kiezen uit 2 leerwegen:
Bij beide leerwegen vormt de praktijk een belangrijk deel van de opleiding.En beide leerwegen leiden tot hetzelfde diploma.
Soorten mbo-instellingen
Er zijn verschillende instellingen die middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aanbieden:
Mbo staat voor middelbaar beroepsonderwijs. Het is onderwijs dat aansluit op de middelbare school. Het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) bereidt leerlingen voor op het mbo, maar ook met een havo-diploma, kun je studeren aan het mbo.
De beroepsopleidingen kennen verschillende niveaus, die de studenten voorbereiden een bepaald beroep. De vooropleiding van de middelbare school bepaalt op welk niveau en voor welke opleiding een student zich kan inschrijven. Mbo-scholen bieden onderwijs aan op de volgende vier niveaus:
Onder het mbo valt trouwens ook de vavo, afkorting voor het voortgezet algemeen volwassenonderwijs. In het volwassenonderwijs kunnen leerlingen een vmbo-diploma theoretische leerweg, een havo- of een vwo-diploma halen.
Het hoger beroepsonderwijs (hbo) is een onderwijsvorm die studenten opleidt om te kunnen werken in een hogerkaderfunctie.
Leerlingen kunnen na de havo, het vwo of een afgeronde mbo4-opleiding doorstromen naar het hbo.
Het hbo is een van de twee onderwijsvormen binnen het hoger onderwijs in Nederland. Hbo-opleidingen worden aangeboden op hogescholen. De opleidingen richten zich zowel op de overdracht van vaktheoretische kennis als op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk. Hbo-opleidingen zijn opgezet via de bachelor-masterstructuur en kunnen in deeltijd, voltijd en duaal (deels werkend) gevolgd worden.
Het wetenschappelijk onderwijs (wo) is een onderwijsvorm die studenten opleidt om te kunnen werken in hogerkaderfuncties en onderzoeksfuncties. Wo-opleidingen worden aangeboden op universiteiten. Het wetenschappelijk onderwijs richt zich zowel op de overdracht van theoretische kennis als op de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en is, net als het hbo, ingedeeld volgens het bachelor-masterstel. Wo-opleidingen kunnen deeltijd, voltijd en duaal (deels werkend) gevolgd worden.